Tag Archives: ongesorteerde items
Christmas moon
2e kerstdagmaan met corona (en nu lekker slapen met het raam ver open in een zachte winternacht).
The afternoon moon
Hidden in the ivy
♥
November 12. Opgedragen aan G. Met hart.
Klik op een afbeelding voor de galerij
Can you hear the story tree?
Oud nieuws
Herfstdoos
Still life of the storm
It’s not easy being green
The weeping trees
Schaapjes op de bromfiets
De Grand Bazar, een overvol warenhuis dat allang niet meer bestaat, met een ongelooflijk breed assortiment, verkocht ze: kleine houten schapen met een wollen omhulsel en dunne pootjes. Die pootjes waren de reden dat er elk jaar weer voor op pad moest worden gegaan. Ze waren nogal breekbaar.
Tegen kerstavond werd de stal van zolder gehaald en de halve kamer ontruimd, want mijn vader dacht groot. De oude beeldengroep werd voorzichtig uit het vloeipapier gehaald, het rotspapier aan inspectie onderworpen en de kudde schapen gegroepeerd in zilverzand, om een ovale spiegel, waarop hij voorzichtig wat water liet lopen. Mijn zusje en ik maakten daar steevast een onheldere knoeiboel van door de schapen in het zand te laten hollen. Later werd de kerststal ruim van tevoren opgebouwd en gehalveerd, in de tussenruimte van het boekenrek, waar nog een extra plank was uitgehaald. We hadden toen een hond die ook al zo dol was op de schaapjes. Vandaar.
Elk schaapje had een zijden lintje om zijn nek, in blauw, groen, roze en rood. De neuzen, ogen en hoefjes waren met lakverf aangestipt.
De statige kerstbeelden hadden een onheilspellend uiterlijk: donkergekleurde olieverf, smalle monden in bleke gezichten. De engeltjes die zo opgehangen werden alsof ze in de lucht zweefden, waren vriendelijker beschilderd in hun hemelsblauwe gewaden.
Het kindje Jezus had zijn schattigheidsgehalte wat verloren. Mijn moeder had het eens in zijn krib op de schouw boven de kachel gezet. Het was van was en de opstijgende warmte had de bolle wangen gedeukt. Van het delicate kindje bleven we af maar de schaapjes hadden een onbeheersbaar aaibare aantrekkelijkheid.
Mijn vader kocht ze aan een kwartje per stuk op voorraad maar zette ze tegelijkertijd allemaal neer, zodat er elk jaar een kudde pootjes brak omdat mijn zusje en ik er weer niet vanaf wisten te blijven.
Nadenkend keek mijn vader naar de gevallen schapen en besliste, vlak voor sluitingstijd, dat de kudde aangevuld moest worden. Ik mocht mee, voor het eerst, bij mijn vader achterop op de bromfiets. We moesten er voor over de brug, over de Maas, over kleine keitjes, wat zo’n leuk bibberend geluid in mijn keel maakte.
Het was bitterkoud, mijn wangen gloeiden. Ook van opwinding dat ik mee mocht. In het donker.
De etalage van de Grand Bazar was helder verlicht en in mijn kinderogen wonderlijk mooi versierd.
Ik kon er niet lang van genieten want mijn vader had haast: het kerstschap bijna leeg en de schaapjes bijna op. Er lagen er nog vijf. Mijn vader legde ze heel voorzichtig in een smal kartonnen doos.
Nu ik wist hoe kostbaar ze waren, beloofde ik eraf te blijven: als ik in het donker mee mocht, was ik ook groot genoeg!
Het voelde alsof ik deelgenoot was gemaakt van een kostbaar geheim dat vanaf dat jaar de herinnering aan kerstmis verbond, met een hobbelig ritje achter op de bromfiets tegen de jas van mijn vader, naar een schaapjeswarenhuis.