(Stok)Rozen verwelken…

 

Nog even en de laatste bloemen van de donkerrode stokroos bloeien uit. Dat gaat snel. Voordat ze opgerold loslaten en op de grond zullen vallen, plooit de diepere kleur zich in de nerven. Een statig mooi verwelkingsproces.

Blomsterphoto Alcea rosea Duo Soli 2013

Blomsterphoto macro Alcea rosea Soli 2013

Blomsterphoto Alcea Rosea Bud Soli 2013
 
 

With open wings

 

Ik heb hem vaker gefotografeerd, de groene stinkwants, de Palomena prasina, meestal als jonkie, de nimf, een enkele keer als volwassen wants maar altijd als hij in rust was. Gister vloog hij druk rond, op zoek naar een plek die hij op de geranium vond. Daar heb ik wel leuke plaatjes van, maar meer van hetzelfde.
Vanmiddag vond ik hem per toeval op het blad van de stokroos; groen op groen valt een stuk minder op. Hij was klaar voor de start. Ik ook. De eerste keer dat ik hem met open vleugels zag. Zoemend als een bromvlieg.

Blomsterphoto Palomena prasina Soli 2013

Blomsterphoto  Palomena prasina Soli 2013

Blomsterphoto  Palomena prasina with open wings Soli 2013
 

Mini kevers

 

Ik vond deze minuscule snuitkevers in een groot paringsfeest op de knoppen van de stokroos; eigenlijk op alle knoppen van de stokrozen, ik heb er veel. Laten ze nu ook nog de naam Stokroossnuitkevers hebben. Ik had het zelf niet beter kunnen verzinnen.
Ze zijn zo klein, 3 tot 4 mm, dat ik nauwelijks zag wat ik zag: ja, heel veel poten en een ‘slurf’ en piepkleine kraalogen. Maar dat zag ik pas echt duidelijk op mijn scherm. Ik moest aan spitsmuisjes denken. Tot mijn verrassing heten ze in Duitsland dan ook: Langrüssliges Stockrosenspitzmäuschen.
De zeer lange snuit is in werkelijkheid een extreme vergroeiing van de monddelen. De snuit van het vrouwtje is bijna even lang als haar lichaam; die van het mannetje is zo groot als de kop en halsschild samen. Aan het uiteinde van de snuit zit de kaken.

Van alle Midden-Europese Apionidae (familie binnen de superfamilie Snuitkevers, Curculionoidea) heeft het vrouwelijke exemplaar van de stokroossnuitkevers de langste snuit. Daaraan is de soort goed te herkennen, maar de kleurkenmerken dragen ook bij aan de herkenning. Het lijkt alsof ze een bruingrijs lijf hebben maar het is de beharing die je ziet. Het lichaam is, op de zes oranjebruine pootjes na, geheel zwart. En ook de ‘voeten’ (de tarsen) zijn zwart.
Met die lange snuit boren vrouwelijke stokroossnuitkevers een gaatje, een eigang, in de zwellende bloemknoppen waarin de eiafzetting plaatsvindt. De larven boren zich door het vruchtbeginsel naar de vruchten. Met lichaamsvocht wordt het gat in de zaadwand afgesloten. Het duurt 4 tot 6 weken voordat ze volgroeid zijn.
De kevers overwinteren in de zaden of in de strooisellaag aan de voet van de plant.

Deze soort leeft op stokroos (Alcea rosea) en kaasjeskruidfamilie (Malvaceae). Volwassen exemplaren eten het zachte weefsel van de zaden, bladeren en bloemen. Vraatsporen zijn te zien in zwartomringde gaatjes en plekken, maar de plant zelf wordt niet of nauwelijks in ontwikkeling gestoord.

De stokroossnuitkever komt oorspronkelijk uit Klein-Azië en uit zuidelijk Eurazië. Hoewel de stokroos al sinds de 16e eeuw naar Europa werd geïmporteerd, is de kever pas recent buiten haar oorspronkelijke verspreidingsgebied opgevallen en heeft Europa in korte tijd veroverd. En Nederland pas sinds 1993. De handel in sierplanten en zaden heeft hier waarschijnlijk aan bijgedragen.
Inmiddels komt de kever algemeen voor in tuinen met verwilderde stokrozen.

 

Bron: Wikipedia